Over het Plantzoentje

Het Plantzoentje

Toen we in 1985 trouwden en op het boerenbedrijf van mijn man kwamen te wonen, was de tuin wel het laatste waar ik me druk over maakte. Het enige wat ik zag was een voor mij immens groot stuk grond dat onderhouden moest worden.

Het eerste jaar kwam er van het onderhouden van de bestaande tuin niets, terwijl mijn schoonmoeder de tuin toch altijd keurig had bijgehouden. De tuin bestond uit een kleine siertuin met hoofdzakelijk gazon en een hele grote moestuin. Het jaar erop kreeg ik toch wel een beetje genoeg van de verouderde tuin die vol stond met onkruid. Ook had ik last van een schuldgevoel, de tuin was een janboel.

Het tuinvirus had me te pakken en heeft me nooit meer losgelaten’

We besloten om een ontwerpje te laten maken. er kwam iemand langs die vroeg wat onze wensen waren. Het enige dat ik nog weet, (en hij ook nog steeds) is dat ik zei: ‘het maakt me niet uit wat je ervan maakt, als ik er maar geen werk mee heb’. Hij hield rekening met mijn wensen en we kregen een tuin vol heidepollen, coniferen, spreidconiferen en dennenbomen. Ik had weinig werk in de tuin, maar beleefde er ook geen plezier aan.

Ik keek altijd met veel belangstelling naar de tuin van een oudere buurvrouw. toen ik dan ook voor de eerste keer bij haar in de tuin was en haar vertelde dat ik mijn tuin wel mooi vond, maar dat ik toch wat miste nu ik haar weelderige borders zag, begreep ze dat helemaal. Het voorjaar dat volgde op onze eerste ontmoeting, kwam ze langs met een doosje waarin verschillende groene polletjes zaten. Ze adviseerde me om gaatjes te maken met een schop, de plantjes erin te stoppen, om ze water en een beetje van onze eigen mest te geven. Met zorg heb ik de plantjes behandeld en dat jaar zag ik voor het eerst de bloemen van verschillende akeleien, anemonen, vergeet-mij-nietjes en asters. Toen was ik verkocht en wilde ik meer. De tuin ging op de schop. Stukje bij beetje verdwenen de heidepollen, coniferen, spreidconiferen en de dennetjes om plaats te maken voor vaste planten, bloeiende heesters en leuke hoekjes en zitjes.

Het had me te pakken, het tuinvirus en het heeft me nooit meer losgelaten. Ieder jaar verandert er wel iets in de tuin. Gelukkig heb ik een hele handige man en twee handige zonen die steeds bereid zijn om mij te helpen met het verwezenlijken van mijn ideeën. Ze lassen een leuk prieeltje, leggen een straatje of helpen bij het opzetten van een pergola. Het onderhoud van de tuin is voor mijn rekening. Het veranderen van de borders, de snoeiwerkzaamheden, het aanleggen van het nieuwe gedeelte, het gras maaien, alles wat ik zelf kan doen geef ik niet uit handen. Daarbij komt nog mijn passie voor planten. Het maken van steeds weer nieuwe combinaties in het beplantingsplan, het blijft boeiend.

Heel erg blij was ik altijd met de plantjes die ik kreeg. Er ontstond een ware ruilhandel onder familie en bekenden waar iedereen een hoop plezier aan heeft beleefd. Je kunt je neus ophalen voor deze krijgertjes, maar ik heb er altijd hele leuke combinaties van weten te maken (en nog steeds). Ooit vroeg een bezorgde bezoeker van onze tuin: ‘is er voor u nog een leven naast de tuin?’ ‘De tuin is mijn leven naast de boerderij.’ Ik weet het is veel werk, erg vermoeiend, soms teleurstellend, maar het resultaat geeft ook veel voldoening. Ik word er ook heel blij en gelukkig van. Als ik dan tijdens de open tuindagen de mensen zie genieten en ik blozend de complimentjes in ontvangst neem, dan weet ik weer waarvoor ik het allemaal doe.

‘Tuinieren is voor mij een feestje en dat vier ik bijna iedere dag’!